Invoering participatienota
Op 1 januari aanstaande gaat de participatiewet in. Het gaat hier om een belangrijke verandering van de sociale zekerheid. Het gaat hier ook om één van de drie decentralisaties. Op maandag 17 november was de uitwerking van de participatiewet voor zeven gemeenten in Oost-Groningen aan de orde. Het is goed dat de invoering van de participatiewet, net zoals de nieuwe jeugdzorg, in een breder verband wordt opgepakt dan alleen onze gemeente.
We staan voor een enorme opgave om met beperkte middelen mensen met een beperkt arbeidsvermogen bij reguliere werkgevers onder te brengen. De instroom in de SW stopt immers. De bestaande faciliteiten van de SW worden omgebouwd in ontwikkelbedrijven.
Twee speerpunten worden er in het raadsvoorstel gemeld om deze opgave te vervullen. Het eerste is het opstellen van een economisch programma en het vergroten van de werkgelegenheid. Dit moet opgepakt worden met de drie O’s van Ondernemers, Overheid en Onderwijs. Ook de commissie Van Zijl werkt hier aan.
Daarnaast gaat het om een activerende sociale zekerheid die integraal wordt uitgevoerd. De nadruk ligt hierbij op het in beeld brengen van alle werkzoekenden, het formuleren van ontwikkel- en prestatiedoelen door de werkzoekenden, scholing en training, het opdoen van werkervaring, een gezamenlijke werkgeversbenadering, zelfredzaamheid en mobiliteit. Voor wat betreft dat laatste vinden we dat er nog veel obstakels zijn die overwonnen moeten worden bij het werken in Duitsland. Denk bijvoorbeeld aan verschillende pensioenregels. Zolang die niet uit de weg zijn geruimd, zijn mensen wat ons betreft niet verplicht vacatures in Duitsland te accepteren.
Bij werkervaringstrajecten moet er perspectief zijn op doorstroming naar een reguliere baan. Ook moet zo’n traject niet meer dan een bepaalde tijd lopen. In het voorstel kan dit voor een half jaar met eventuele verlenging.
We vinden het goed dat er terughoudend wordt omgegaan met tegenprestatie. Veel mensen doen al vrijwilligerswerk, wat ons betreft is dat heel waardevol en ook een voldoende tegenprestatie.
Bij de toepassing van bovenstaande willen we geen verdringing en het is goed dat dit in de verordeningen staat.
We verwachten een vriendelijke maar besliste bejegening van mensen die een beroep willen doen op een uitkering. Ze moeten weten waar ze aan toe zijn en wat van ze verwacht wordt, maar moeten ook niet bij hun eerste intakegesprek worden bedolven onder een stortvloed van ge- en verboden. Dan zakt de moed meteen weer in de schoenen.
Er zijn verschillende sancties mogelijk als mensen niet doen wat van ze verwacht wordt. Wij hebben het college meegegeven hierbij extra op het belang van kinderen in gezinnen te letten. We willen niet dat zij de dupe worden van het gedrag van hun ouders. Als zo’n gezin door de sancties in de geldproblemen komt, kunnen die later weer op het bordje van de jeugdzorg terechtkomen. Ook willen we niet dat armoede en achterstand zo van generatie op generatie gaat.
Volgend jaar gaan de decentralisaties echt van start. Dan gaan we in de praktijk zien wat deze betekenen. Het is niet waarschijnlijk dat alles meteen van een leien dakje zal gaan. We moeten aan de ene kant geen incidentenpolitiek bedrijven, maar aan de andere kant moeten we er opletten dat er geen dingen structureel mis gaan. Ook op dit dossier horen we soms geluiden over dingen die niet goed zouden gaan. Natuurlijk zijn er in individuele gevallen altijd twee kanten aan een verhaal. Voor de raad is het dan ook soms lastig om te achterhalen wat er nu precies aan de hand is. Wat dat betreft is het heel goed dat de wethouder in gesprek is geweest en blijft met bijvoorbeeld de vakbonden.
Op dit moment is er geen concrete aanleiding toe, maar mocht er in de toekomst gezien de aard en omvang van problemen in de uitvoer van de decentralisaties aanleiding toe zijn, dan denken we dat het goed is na te denken over een instrument als een ombudsman in de regio in te voeren, om zo de raad en college te voorzien van neutrale gegevens en aanbevelingen en zodat mensen die met de participatiewet te maken krijgen, op een laagdrempelige manier ergens hun klachten kunnen neerleggen.
Egbert Hofstra